Limbo

2022/09/30

Categories: Proza

Het glas halfvol of halfleeg, dat maakte mij op dat moment niet uit. Ik zat er maar, starend naar een TV die niet meer werkte. Boeken die ik al teveel had gelezen. De foto van mijn vriendin, waarvan ik niet wist of ze nog in leven was. Het jaar was 2091, twee jaar na de tweede zondvloed. Veel mensen verweten de lang vergeten bovennatuurlijke machten. We voeren met ons verkenningsvaartuig de wereld over, dreven handel met de gevormde gemeenschappen en gebruikten de mini-onderzeeboot samen met de hijskraan om bruikbaar materieel te bergen. Ons thuishaven was Den Burcht, het oude Amsterdam. De bovenkant van wolkenkrabbers waren onderling met elkaar verbonden door brugconstructies. Allemaal met gevonden en herbruikt materiaal, net als de geimproviseerde kassen en windmolens op de daken. Zelfs nog ruimtes om de nacht warm en droog door te komen. We deden wat we konden, meer zat er niet in.
Ineens werd er geklopt aan de deur van mijn cabine.
‘Kom binnen,’ zei ik. Ik zat al een half uur met een leeg glas. Ik zou meer willen als het niet mijn derde glas whiskey zou zijn en ik vanavond wellicht nog moest duiken. ‘Tahir,’ zei Richard. ‘Kapitein,’ zei ik spottend. ‘Je mag nog steeds Richard zeggen,’ viel hij in de rede, ‘dat weet je.’
‘Waar varen we heen?’
‘Voormalig Antarctica.’
‘Je bent gestoord. No way dat ik daar naar beneden ga,’ liet ik hem weten.
‘Daar valt wel het een ander te halen,’ gaat Richard verder. Hij plofte neer op de luie stoel tegenover me.
‘Je weet wel, dat spul die we van Mars haalden en in de Pole II reactor flikkerde.’
Hij sloeg wat pillen achterover en spoelde het weg met de fles whiskey die open op tafel stond. Neuroconverters, die cortisol en melatonine gedeeltelijk omzette naar endorfine. Richard was verslaafd, sliep vier uurtjes op een dag. De alcohol haalde het randje er dan wat af, vond hij en slaakte een zucht van opluchting.
‘Die Japanse whiskeys kun je maar niet genoeg van vinden,’ zei hij opgelucht
‘Die vind je niet in die Geiger-Muller hell op Antarctica,’ antwoord ik geirriteerd.
‘Niet te diep gaan, man. Makkie. Je ziet genoeg van een veilige afstand,’ de kapitein leunde achterover. Staarde naar het plafond. Het gebonk en gekreun van het schip was te horen.
‘Manuel flipte drie dagen nadat we die lithiumvoorraad hadden gevonden,’ zei ik.
‘Alles van Mars geeft af op metalen, die straling maakt mensen gek, Richard. Die zooi hadden we hierheen moeten halen.’
‘Gelul,’ ging hij verder.
‘Alleen omdat die lui op Antarctica toen een cult waren begonnen? Puur toeval, de uitzichtloosheid van hun bestaan destijds en de onze laat een man gek worden. Niets straling, niets religieus, niets gevaarlijks. Die tsunamis van jaren geleden kwamen door klimaatverandering die we katalyseerden door die experimentele reactor.’
‘Pole I,’ merkte ik op.
‘Precies. Die quarantaine hielp van korte duur en die lui op Pole II hadden maandenlang geen contact met de buitenwereld, door elektromagnetische ruis en weet ik het.’
Hij zuchtte.
‘Het boeit eigenlijk niet meer, we moeten verder. Den Burcht kan alles gebruiken, misschien verpatsen we wat voor voedsel in het Oosten.’ Hij grijnsde en zei als volgt: ‘Misschien voor een goede fles Nagasaki’
‘Herinner je dat boek nog die we vonden, geseald in die container?’ Vroeg ik.
‘Profetisch gezwam van mensen die mentaal niet helemaal lekker waren,’ wimpelde Richard af.
‘Het verklaarde wel een hoop. Het is allemaal erg bijbels, weet je?’
De Kapitein keek me ineens strak aan, maar ik ging verder.
‘We zitten niet in hel noch de hemel, we drijven letterlijk nietszeggend door het leven. Zonder te weten of er iets bovennatuurlijks bestaat die iedereen heeft meegenomen naar een paradijs en de rest naar de hel trapte,’ ik vulde mijn glas bij en mijn uitspraak aan:
‘Limbo.’

>> Home